donderdag 3 november 2011

Donderdag

Over een dikke week is het Sint Maarten. Voor de grotere kleuters niks nieuws. Heel stoer vertellen ze wat ze er over weten, van vorig jaar. Voor de kleintjes is het nieuw. Ik vertel over de optocht die we lopen, als het al donker is. Dat de kinderen met een lampionnetje, samen met papa en/of mama en broertjes en zusjes, met alle kinderen van de school, mee mogen lopen. En dat de juffen en meesters er ook bij zullen zijn. Dat er gezongen wordt en we allemaal samen heel veel lichtjes meenemen, aan het begin van een periode waarin het 's avonds steeds donkerder wordt.

Tijdens het buitenspelen komt N., een oudste kleuter, naar me toe. Hij heeft veel vragen. N.'s ouders komen uit Servië en ze spreken nog nauwelijks Nederlands. En voor N. (wiens woordenschat in het Nederlands nog klein is) is het niet altijd gemakkelijk alle verhalen van mij en van andere kinderen te begrijpen. Tijdens kringgesprekken stelt hij gelukkig vragen, als hij iets niet begrijpt. Maar soms is dat voor hem ook moeilijk. Als je wel weet wat je wilt vragen, maar als je niet weet welke woorden daarbij horen, dan houdt het op. Ik vind het knap van N. dat hij toch blijft proberen vragen te stellen. Ik heb hem ook uitgelegd dat hij altijd mag vragen en dat we dan samen op zoek gaan naar wat hij wil weten. Maar soms lukt hem dat niet. Dan komt hij bij het buitenspelen naar me toe. Ook goed!

N. wil na ons kringgesprek over de lampionnenoptocht graag weten of hij, als hij op school geen lampion kan maken, dit dan thuis kan doen. Ik leg hem nog een keer uit dat we in groepjes van 6 gaan beginnen met het werken aan de lampion en dat iedereen aan de beurt komt, zodat alle kinderen op 11 november een eigen lampion op school gemaakt hebben. Ik stel hem, denk ik, gerust. Ook wil N. weten of hij dan die dag heel lang op school moet blijven. Tot het donker wordt. Ik bedenk dat dit misschien een vraag is die meer jongste kleuters bezig houdt. Ik heb immers niet precies verteld hoe zo'n dag verloopt, als je 's avonds op school de lampionnenoptocht gaat meelopen. Straks nog even bespreken met de andere kinderen. Verder maakt N. zich zorgen om het feit dat zijn papa en mama niet samen met hem kunnen meelopen. Zijn kleine broertje is dan immers alleen thuis en dat kan niet. Als ik hem vertel dat zijn broertje ook mee mag komen, als papa en mama graag samen met hem willen lopen, lijkt hij weer een probleem in zijn hoofd weg te strepen.  Hij ziet ook meteen hoe dat moet, met zijn kleine broertje die nog niet kan lopen. Daarvoor hebben zijn ouders zo'n ding waar hij in kan zitten. Ah, zeg ik, hebben jullie een buggy voor jouw broertje? Hij kijkt een beetje weifelachtig en zegt... ja, dat hebben wij.

Er zijn al 11 lampionnen bijna af. Die van N. is er ook bij. Hij heeft er trouwens tussen de middag thuis ook alvast één gemaakt. Het stokje met het lampje heeft hij ook al bij zich. Ik denk dat het gaat lukken, dat N. vrijdag 11 november mee gaat lopen. Morgen even aan zijn ouders vragen of ze begrepen hebben wat de bedoeling is.

Wist je trouwens dat het voor kinderen als N. heel belangrijk is dat zijn ouders, die nauwelijks Nederlands spreken, veel met hem praten? In hun eigen taal! Als een kind veel woorden kent in de taal van zijn ouders, dan kan het de woorden die het op school leert, koppelen aan woorden of begrippen die het kent uit de taal die zijn ouders spreken. Hiermee maakt het grotere kans om woorden en begrippen die het leert, beter te begrijpen en te gaan gebruiken. Ik zal het N.'s ouders binnenkort op het 10-minutengesprek zeker zeggen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten